Bediening
① Aan/uit toets
② Snelheid verlagen
③ Snelheid verhogen
④ Verlichting
⑤ & ⑥ Led indicatie snelheid
Ventilator in- en uitschakelen
Om de motor in te schakelen drukt u op toets
①. De afzuigkap wordt altijd opgestart vanuit de
laatst gebruikte functie (verlichting en/of motor).
Met toets ② kan de motor uitgeschakeld worden
en blijft de verlichting branden.
Uitschakelen met naloopstand:
Om de naloopstand in te stellen drukt u éénmaal
op toets ①. De eerste LED knippert, de andere
LED’s branden op de laatst ingestelde stand.
Na 10 minuten schakelen motor en verlichting
automatisch uit.
Uitschakelen zonder naloopstand:
Tweemaal drukken op toets 1.
Ventilatorsnelheid:
Om de snelheid te verlagen drukt u op toets ②.
Om de snelheid te verhogen drukt u op toets ③.
De LED’s geven de snelheid aan die in werking
is. De drie groene LED’s ⑤ geven stand één tot
drie aan, het rode LED ⑥ geeft de intensiefstand
aan. De intensiefstand wordt alleen gebruikt bij
een sterke ontwikkeling van geur, rook of damp.
Rekening houdend met de grote hoeveelheid
lucht dat afgevoerd wordt, moet het gebruik tot
een minimum beperkt worden.
De intensiefstand schakelt na 20 minuten
automatisch terug naar stand 3..
Verlichting:
Om de verlichting in of uit te schakelen drukt u
op toets ④. De verlichting schakelt steeds op vol
vermogen aan en kan gebruikt worden wanneer
de ventilator is uitgeschakeld.
Een zelfheersend thermocontact zorgt ervoor dat
de motor bij oververhitting wordt uitgeschakeld.
Na afkoeling zal de motor weer inschakelen. Het
vaststellen van de oorzaak van de oververhitting is
noodzakelijk. Dit kan bijvoorbeeld zijn door vlam in
de pan, de waaier van de motor wordt geblokkeerd
of er is een voorwerp in de uitblaasopening is
gekomen waardoor deze gedeeltelijk of volledig
is afgesloten.
Gebruik
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor verschillende
uitvoeringen van het toestel. Het is mogelijk dat
er kenmerken worden beschreven die niet van
toepassing zijn op uw toestel.
Het typenummer staat op een sticker aan de
binnenzijde van de afzuigkap vermeld, die
zichtbaar wordt zodra het filter uit de afzuigkap
genomen wordt.
De afzuigkap dient toegepast te worden boven
een kookplaat en kan o.a. worden toegepast
in een speciaal geconstrueerde wandschouw
of eilandschouw. De speciaal geconstrueerde
schouw dient de kookplaat in zijn geheel te
overbruggen.
Luchttoevoer
Bij gebruik van de afzuigkap dient er in de ruimte
altijd een luchttoevoer aanwezig te zijn, waardoor
verse lucht kan toestromen. Het aanvoeren van
verse lucht kan geschieden door een raam of
een buitendeur enigszins te openen of door een
toevoerrooster aan te brengen.
Hoe groot de keuken of de ruimte met open keuken
ook is, er kan slechts zoveel lucht uit de ruimte
worden afgezogen als er wordt toegevoerd. Een
te klein of het ontbreken van luchttoevoeropening
zal de afzuigcapaciteit van de afzuigkap doen
afnemen.
Door te weinig luchttoevoer kan terugslag
ontstaan in andere aanwezige afvoerkanalen,
bijvoorbeeld via het rookafvoerkanaal van de
openhaard of andere verbrandingstoestellen.
Dit veroorzaakt een vergiftigingsgevaar door
teruggezogen gassen en verbrandingsgassen.
Veiligheid
• Blijf voortdurend toezicht houden bij het frit-
uren onder de afzuigkap.
• Nooit flamberen onder de afzuigkap.
• In geval van vlam in de pan schakel altijd de
afzuigkap uit.
• Blus brandende vetten nooit met water, maar
dek de pan af met een passend deksel of een
blusdeken.
Tips
De kookdampen worden het meest doeltreffend
verwijderd door:
• De afzuigkap enkele minuten voor het koken
aan te zetten.
• De afzuigkap ongeveer 10 minuten na het
beëindigen van het koken uit te zetten
• Vermijd tocht boven de kookplaat
• Plaats de pannen op de kookplaat zodanig dat
de kookdampen goed onder het aanzuigop-
pervlak van de afzuigkap terechtkomen.
• Koken met inductie: zodra de inhoud van de
pan kookt, stel de intensiteit van de kookp-
laat lager om overproductie van dampen te
beperken.
NL 19