nl
19
Inbedrijfstelling
Met de aan/uitschakelaar (1) wordt het apparaat ingeschakeld.Tegelijkertijd
wordt de uitgangsopening aan de zijkant (3a) vrijgegeven voor een horizontale
laserstraal. Met het schuifklepje (5) wordt de uitgangsopening (3b) voor een
nieuwe horizontale laserstraal vrijgegeven.
Plaats de laser op een vlakke ondergrond. Voor de uitlijning moet de laser
zich binnen het zelfnivelleringsbereik van ±4,5° bevinden.
Plaatsing van laser en overdracht van laserpunt
Loodlijnfunctie:
Ontgrendel de klemhendel (7), schuif de voet (6) uit en vergrendel de hendel
weer. De PL 5-30 wordt geplaatst en ingeschakeld -> schakelaar (1). De naar
onderen gerichte laserstraal wordt gepositioneerd aan de hand van het
desbetreffende object of een markering. Markeer de positie van de loodrechte
laserstraal naar boven op het plafond.
Let erop, dat u altijd het midden van de laserpunt gebruikt om te markeren !
Een wand oploden
Ontgrendel de klemhendel (7), schuif de voet (6) uit en vergrendel de hendel
weer.Plaats de laser zo dat de voet (6) zich aan de voorzijde van het
bodempro el bevindt.
Apparaat inschakelen. -> Schakelaar (1 ).
LED (2) brandt groen -> lasern is ingeschakeld
.
Positioneer het bovenste einde van de scheidingswand zo dat de loodrechte
laserstraal naar boven toe de voorrand van de plafondlaserlijn raakt.
Functieaanduiding en foutmeldingen met behulp van LED‘s
Lysdiod brandt groen -> lasern is ingeschakeld
Lysdiod brandt rood -> Batterijspanning is sterk afgenomen
Laser knippert -> Apparaat staat te schuin
+ bevindt zich buiten het zelfnivellerendbereik
+ laser kan zich niet automatisch d.m.v. nivelleren instellen
Vervanging van batterij
De deksel van de batterijhouder (4) in de richting van de pijl openen.
Plaats de nieuwe batterijen op de met symbolen aangegeven manier
in de batterijhouder. Er kunnen ook geschikte accu‘s worden gebruikt.
Controle van het kalibreren
De 5-puntslaser PL 5-30 is geconstrueerd voor gebruik op bouwplaatsen.
Bij het verlaten van de fabriek bevindt het apparaat zich in een foutloos
afgestelde toestand. Zoals bij elk precisie-instrument dient het kalibreren
echter regelmatig te worden gecontroleerd.
Voor elk nieuw begin van de werkzaamheden, zeker wanneer het apparaat
aan veel trillingen is blootgesteld, dient dit te worden gecontroleerd.
B1
B3
D1
D1
D2
D2
D3
D3
D4
D4
D5
C
B2
B4
B5